Gnome |
De Gnome was één van de diverse rotatiemotoren die
populair waren bij gevechtsvliegtuigen tijdens de eerste wereldoorlog. Van
dit
motortype was de krukas gemonteerd in het vliegtuig terwijl het motorblok
met de cilinders draaide, samen met de propeller. |
|
De Gnome was uniek omdat de inlaatkleppen waren gemonteerd in
de zuigerbodem
Voor de rest was deze motor gebaseerd op het
Otto-vierslagprincipe.
Op een bepaald moment heeft iedere cilinder een andere positie van de 4-takt cyclus.
Volg, om dit duidelijk te maken, de positie van de eerste
cilinder met de groene drijfstang. |
Gedurende de inlaatslag
vormt zich een onderdruk in de cilinder, die de inlaatklep geforceerd
opent, waardoor het benzine-luchtmengsel van het carter naar de
verbrandingsruimte wordt geleid. |
|
Tijdens de compressieslag
wordt het benzine-luchtmengsel gecomprimeerd.
De bougie vonkt aan het einde van de compressieslag, vlak voor het
bereiken van het bovenste dode punt. |
|
Daarna volgt de arbeidsslag.
Vlak voor het eind van de arbeidsslag opent de uitlaatklep.
Deze wordt bediend door een stoterstang. |
|
Deze motor had een betrekkelijk lange uitlaatslag.
Of het nou voor het vermogen of voor de efficiëntie was, de kleptiming
varieerde vaker dan men had gedacht. |
|
Toen ik voor het eerst leerde hoe deze motor werkte, dacht ik :
"Diegene die gekker is dan de motorconstructeur is diegene die geld
voor deze motor zou gaan betalen".
Na de eerste aanblik bleek dit echter andersom
te zijn.
Desondanks waren er enkele motoren op deze manier ontworpen, inclusief
de Gnome, Gnome Monosoupape, LeRhone, Clerget, en Bentley, om
er een paar te noemen.
Het bleek toch dat dit een goede reden was voor dit motortype . |
|
|
Balans. Er moet opgemerkt worden dat het motorblok èn de
cilinders ronddraaien in één cirkel terwijl de zuigers ronddraaien
in een andere cirkel. Met betrekking tot het montagepunt van de
motor zijn er geen overeenkomstige onderdelen. Dit betekent dat er
geen zwaar contragewicht nodig is.
Luchtkoeling. Het koelen van de motor was een
voortdurende uitdaging voor motorconstructeurs uit vroegere jaren.
Velen van hen gebruikten te grote watergekoelde systemen.
Luchtkoeling was uitermate geschikt voor deze rotatiemotoren omdat
de cilinders voortdurend in beweging waren.
Geen vliegwiel. Het motorblok en de cilinders zorgden voor
een meer dan adequate hoeveelheid beweging om de vermogenspulsen
glad te strijken, waardoor geen vliegwiel nodig was. |
|
Door deze factoren hadden rotatiemotoren de beste
pk-gewichtverhouding van alle andere motorconstructies in deze tijd,
zodat ze uitermate geschikt waren voor gebruik in
gevechtsvliegtuigen. Natuurlijk waren er ook nadelige gevolgen. |
|
|
Gyroscopisch effect. Een groot draaiend voorwerp
veroorzaakt tegenwerking door krachtsinspanning en verstoort de
oorspronkelijke richting.(Een speelgoedgyroscoop geeft een goed
voorbeeld van het effect).
Dit was de reden dat het vliegtuig moeilijk te manoeuvreren was.
Total Loss Oliesysteem. Door de
Centrifugaalkracht verloor de motor smeerolie. Het was gebruikelijke
smeerolie die gemengd werd met de brandstof. (De romantisch
uitziende sjaal van de piloot was dan ook niet anders bedoeld dan te
gebruiken als poetslap om de glibberige troep op de vliegersbril af
te vegen!)
De actieradius was dus gelimiteerd door de hoeveelheid olie en
brandstof dat het kon vervoeren. De meeste conventionele motoren recirculeerden
een relatief kleine hoeveelheid olie. | |